-
1 mens
-
2 étourneau
-
3 homme
homme [om]〈m.〉1 mens2 man♦voorbeelden:homme des cavernes • holenmensdépouiller le vieil homme • de oude Adam afleggen〈 spreekwoord〉 l'homme propose, Dieu dispose • de mens wikt, maar God beschikthomme de bien • rechtschapen manhomme de couleur • kleurlinghomme de Dieu • priester, heiligehomme d'église • geestelijkehomme d'épée • militairhomme d'équipage • lid van de bemanninghomme d'esprit • geestrijk manhomme d'Etat • staatsmanhomme au foyer • huismanhomme du jour • held van de daghomme de lettres • letterkundigehomme de loi • rechtsgeleerdehomme de main • handlangerhomme de paille • stromanparole d'homme! • op mijn erewoord!homme de peine • sjouwerhomme de robe • magistraatl'homme de la rue • de man in de straat, Jan Modaalhomme de science • wetenschapsmanhomme de troupe • soldaatgrand homme • groot, beroemd manhomme grand • grote manvoilà mon homme • dat is de man die ik zoekhomme politique • politicusje suis votre homme • ik ben uw man, ik ben bereid dat voor u te doenêtre (un) homme à • het soort man zijn datil a trouvé son homme • hij heeft zijn evenknie gevondenhomme à femmes • Don Juan, ladykillerd' homme à homme • van man tot man, directcomme un seul homme • als één man, unaniemm1) mens2) man3) kerel -
4 bête
bête1 [bet]〈v.〉♦voorbeelden:bête à bon dieu • lieveheersbeestjebête de proie • roofdierbête de somme • lastdierbête de trait • trekdier〈 figuurlijk〉 c'est ma bête noire • ik kan hem, haar niet uitstaan〈 figuurlijk〉 être la bête noire • het zwarte schaap, de gebeten hond zijn〈 figuurlijk〉 chercher la petite bête • vitten, muggenziftenbête puante • stinkdierbêtes sauvages, féroces • wilde dierentravailler comme une bête de somme • zich afbeulenêtre malade comme une bête • doodziek zijnregarder qn. comme une bête curieuse • iemand aangapenfaire la bête • dom doen, zich van de domme houden¶ bête à concours • boekenwurm, werkezel, vosser————————bête2 [bet]1 dom♦voorbeelden:bête comme un âne, une oie, un pied • oliedomc'est bête comme chou • dat is kinderspel1. f1) beest, dier3) domkop2. bêtesf pl(het) vee, wilde dieren, insecten3. adj1) dom, dwaas2) onzinnig -
5 exploitation
exploitation [eksplwaataasjõ]〈v.〉1 ontginning ⇒ winning, bebouwing2 exploitatie ⇒ beheer, bedrijf, uitbating3 bedrijf ⇒ onderneming, inrichting4 uitbuiting ⇒ exploitatie, misbruik♦voorbeelden:1 exploitation à ciel ouvert • (ontginning in) dagbouw, (ontginning in) open groeveexploitation de mines • mijnbouwexploitation minière • mijnbouwêtre en exploitation • geëxploiteerd wordenmettre qc. en exploitation • iets in exploitatie nemen→ systèmeexploitation familiale • familiezaakf1) ontginning, bebouwing2) exploitatie, uitbating3) bedrijf4) uitbuiting, misbruik -
6 fait
fait1 [fe]〈m.〉2 feit ⇒ gebeurtenis, voorval3 feit ⇒ werkelijkheid, realiteit, verschijnsel4 zaak ⇒ geval, onderwerp6 eigenschap ⇒ karaktertrek, voorkeur, smaak♦voorbeelden:les faits et gestes de qn. • iemands doen en laten, handel en wandelhauts faits • heldendadenle fait de parler • het sprekenpar son fait • door zijn toedoenquestion de fait • praktisch probleemfait social • maatschappelijk verschijnselmettre au fait • op de hoogte brengende fait, en fait, par le fait • in werkelijkheiden venir au fait • ter zake komenau fait! • ter zake!en fait de • op het gebied van; bij wijze vanprendre qn. sur le fait • iemand op heterdaad betrappenla superstition n'est pas le fait d'un homme libre • bijgeloof past niet bij een vrij mensprendre fait et cause pour qn. • het voor iemand opnementout à fait • helemaalau fait • eigenlijk, tussen twee haakjesde ce fait • daaromdu fait de • tengevolge vandu fait que • door het feit datdu seul fait de • vanwege het simpele feit vandu seul fait que • enkel en alleen doordat→ voie————————fait2 [fe]1 gemaakt ⇒ gedaan, uitgevoerd3 gebouwd ⇒ gevormd, geschapen♦voorbeelden:des yeux faits • opgemaakte ogenc'est fait, voilà qui est fait • ziezo, klaar is Keesl'homme est ainsi fait que • het ligt in de aard van de mens omtout fait • kant-en-klaarcostume tout fait • confectiepakêtre fait pour • geschapen zijn vooridée toute faite • vooroordeelphrase toute faite • cliché, standaardformule(ring)fait à • gewend aanadj1) gemaakt2) gedaan, uitgevoerd3) volwassen -
7 mouton
mouton1 [moetõ]〈m.〉1 schaap4 hamel♦voorbeelden:1 retournons, revenons à nos moutons • ter zake! laten we tot ons onderwerp terugkerenc'est un vrai mouton • hij is een doetjese laisser égorger comme un mouton • zich als een lam naar de slachtbank laten leiden————————mouton2 [moetõ],moutonne [moeton]1 als een schaap ⇒ zachtmoedig, gedwee1. m1) schaap2) schapenvlees3) hamel4) verklikker [gevangenis]2. moutonsm pl3) stofvlokken -
8 personne
personne1 [person]〈v.〉1 persoon ⇒ mens, iemand2 lichaam♦voorbeelden:personne âgée • bejaardeles Personnes divines • de Drie-eenheidgrande personne • volwassenela personne humaine • de menspar une tierce personne, par personne interposée • via een tussenpersoontoute sa personne rayonnait la joie de vivre • heel zijn, haar wezen straalde levensvreugde uitaimer, soigner sa personne • zichzelf verwennenexposer sa personne • zijn leven in de waagschaal stellenfaire grand cas de sa (petite) personne • zeer met zichzelf ingenomen zijnpayer de sa personne • zich niet ontzienen personne • in eigen persoonpar personne • per persoonune personne • iemand————————personne2 [person]♦voorbeelden:vous le savez mieux que personne • u weet het beter dan wie ooksans avoir vu personne • zonder iemand gezien te hebbenje n'ai rencontré personne de sérieux • ik ben geen serieus iemand tegengekomen1. f1) persoon2) lichaam2. pron -
9 poil
poil [pwaal]〈m.〉♦voorbeelden:des cheveux poil de carotte • peenhaarcouvert de poils • behaardne plus avoir un poil de sec • geen droge draad meer aan het lijf hebben〈 informeel〉 de bon, mauvais poil • goed-, slechtgehumeurdde tout poil, de tous poils • van allerlei slag, van diverse pluimagepoil à gratter • jeukpoederreprendre du poil de la bête • er (weer) bovenop komen〈 informeel〉 au poil! • mieters!〈 informeel〉 être au poil • uitstekend, perfect zijnm1) haar, vacht2) haren [mens]3) haar [plant, borstel]4) pool [tapijt] -
10 reptile
reptile [reptiel]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:1 un reptile • reptiel, kruipend dier, slangm1) reptiel, slang -
11 sauvage
sauvage [soovaazĵ]1 wild ⇒ ongetemd, woest♦voorbeelden:un sauvage • barbaarà l'état sauvage • in 't wildretourner à l'état sauvage • terugkeren tot de natuurle sauvage • de primitieve mens, wilde→ grève1. m/f2) barbaar3) onmens, wreedaard2. adj1) wild2) wreed3) ongerept4) woest, verlaten5) eenzelvig, schuw6) spontaan -
12 l'exploitation de l'homme par l'homme
l'exploitation de l'homme par l'hommeDictionnaire français-néerlandais > l'exploitation de l'homme par l'homme
-
13 abîme
abîme [aabiem]〈m.〉2 (diepe) kloof ⇒ onmetelijk, ondoorgrondelijk iets3 ondergang ⇒ afgrond, verderf♦voorbeelden:un abîme de science • een vat vol geleerdheid, van wetenschap 〈 een zeer geleerd iemand〉m1) afgrond, onpeilbare diepte2) kloof, enorm verschil3) ondergang, verderf -
14 articulation
articulation [aartiekuulaasjõ]〈v.〉3 scharnier ⇒ koppeling, schakelf1) gewricht, geleding2) verbinding, schakel3) articulatie, uitspraak5) uiteenzetting [juridisch]6) opbouw [redenering] -
15 bien
bien1 [bjẽ]〈m.〉1 weldaad ⇒ (het) goede, welzijn, welvaart2 bezit(ting) ⇒ vermogen, goed♦voorbeelden:1 un homme de bien • een fatsoenlijk, integer manle bien commun, général, public • het algemeen welzijngrand bien vous fasse! • wel bekome het u!le souverain bien, le bien suprême • het opperste goed, gelukdire du bien de qn., parler en bien de qn. • gunstig over iemand sprekenc'est un bien • dat is een gelukfaire le bien • goed doen, charitatief zijnce voyage lui fait beaucoup de bien • die reis doet hem heel goedcela fait du bien • dat doet een mens goedprendre son bien où on le trouve • je toe-eigenen wat van je gading isvouloir le bien de qn. • het beste met iemand voorhebbenmener qc. à bien • iets tot een goed einde brengenchanger qc. en bien • iets ten goede veranderenen tout bien tout honneur • in alle eer en deugdpour son bien • voor zijn eigen bestwil2 biens de consommation • verbruiksgoederen, consumptiegoederenbiens de famille • familiebezitbiens vacants • onbeheerde goederenavoir du bien • vermogend zijnavoir des biens au soleil • onroerende goederen, land bezitten————————bien2 [bjẽ]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 goed ⇒ wel, mooi, fatsoenlijk2 zeer ⇒ veel, erg4 werkelijk ⇒ echt, zeer zeker5 〈 als uitroep〉wel! ⇒ welnu!♦voorbeelden:1 avoir l'air bien • er goed, mooi uitzienun homme bien • een betrouwbaar manun type bien • een aardige ventse conduire bien • zich netjes gedragenêtre bien avec qn. • goed met iemand kunnen opschietenfaire bien • juist handelen, goed passen, goed staanfaire bien (de) • er goed aan doen (om)ça fait bien de parler anglais • het staat goed als je Engels spreektc'est bien fait! • net goed!c'est bien fait pour lui! • dat is z'n verdiende loon!on mange bien ici • je kunt hier lekker etennous sommes bien ici • we voelen ons hier lekkerça va bien? • gaat het goed?〈 schertsend〉 nous voilà bien! • nou zitten we mooi in de puree!tant bien que mal • zo goed en zo kwaad als het gaatni bien ni mal • tamelijk goed2 bien blanc • helemaal wit, spierwitelle est bien jeune pour voyager seule • ze is wel heel jong om alleen te reizenbien sûr • natuurlijkbien souvent • heel vaakbien d' autres • vele anderenil en a vu bien d' autres • hij heeft heel wat meegemaakt〈 België〉 assez bien de • heel wat, veelbien de, bien des • heel wat, (heel) veeldepuis bien des années • sinds vele jarenil part bien demain? • hij vertrekt toch morgen?5 il le fait bien, pourquoi pas moi? • hij doet het toch ook, waarom ik dan niet?j'irais bien avec vous • ik zou wel met u mee willennous verrons bien • we zullen wel zienvouloir bien • wel willenou bien • ofweleh bien! • welnu!si bien que • zodat1. m1) (het) goede, welzijn2) bezit(ting), vermogen2. adj, advgoed, mooi, fatsoenlijk3. adv1) zeer, veel, erg2) heel veel, ruimschoots3) werkelijk, echt4. bien queconj5. interj -
16 bon
bon1 [bõ]〈m.〉1 bon ⇒ bewijsje, briefje♦voorbeelden:bon de caisse • kassabonbon de livraison • reçubons du Trésor • schatkistbiljetten, -bonnen————————bon2 [bõ],bonne [bon]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, tussenwerpsel, m., v.〉1 goed ⇒ gunstig, geschikt, fatsoenlijk2 goedaardig ⇒ goedmoedig, vriendelijk4 lekker ⇒ heerlijk, aangenaam7 groot ⇒ vol, volledig8 hard ⇒ hevig, flink9 〈 als uitroep〉goed! ⇒ afgesproken!♦voorbeelden:bon mariage • voordelig huwelijkbonne terre • vruchtbaar landc'est bon • okay, goedc'est très bon! • dat is prima!il est bon que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is wenselijk, nodig dat …il est bon de 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is wenselijk, nodig om …on est bon! • we zijn erbij!c'est bon! • zo is het wel genoeg!être bon (pour) • iets wel moetencomme bon vous semble • zoals u wilttenir bon • weerstaan, weerstand biedentrouver, juger, croire bon • goedvinden, goeddunken, goed oordelenà quoi bon tous ces efforts? • waarvoor al die moeite?être bon à • geschikt zijn om, dienen totil n'est bon à rien • hij deugt nergens voorbon pour le service • goedgekeurd voor militaire dienstêtre bon pour • ergens niet aan kunnen ontsnappenil y a du bon et du mauvais chez lui • hij heeft goede en slechte eigenschappenavoir du bon • voordelen hebbenun bon à rien • nietsnut2 un homme bon • een aardige, goedhartige manvous êtes bien trop bon • dat is zeer aardig van ules bons et les méchants • de goeden en de kwadenun bon garçon • een goedige jongen4 bonne année! • gelukkig nieuwjaar!un bon bain • een verkwikkend badavoir la bonne vie • een luizenleven leidenil fait bon • het is lekker weer, het is plezierig, aangenaamil fait bon 〈+ onbepaalde wijs〉 • het is lekker, prettig omsentir bon • lekker ruikenelle est bien bonne! • die is goed!c'est une (bien) bonne! • dat is een goeie!arriver bon premier • met glans winnen9 bon! • goed, afgesproken!ah bon? • oh ja?, werkelijk?1. m1) (het) goede2) goed mens3) bon, bewijs4) belang2. bon/bonneadj, adv1) goed, gunstig, geschikt2) goedmoedig, vriendelijk3) naïef, simpel4) lekker, aangenaam5) grappig, leuk6) juist, waar7) groot, vol, volledig8) hard, hevig3. interjgoed, afgesproken! -
17 boucher
boucher1 [boesĵee]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 slager2 slachter♦voorbeelden:————————boucher2 [boesĵee]1 (dicht)stoppen ⇒ dichtmaken, kurken♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. m1) slager2) slachter3) beul2. v1) dichtstoppen2) kurken3) afsluiten, dichttimmeren3. se bouchervverstopt raken [buis] -
18 cannibale
cannibale [kaaniebaal]〈m. & v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉2 bloeddorstig mens ⇒ wilde, onmens, wreedaard♦voorbeelden:1. m/f1) kannibaal, menseneter2) onmens, wreedaard2. adj -
19 conseil
conseil [kõsej]〈m.〉2 raadsman ⇒ raadgever, adviseur♦voorbeelden:faire qc. sur le conseil de qn. • iets op aanraden van iemand doenprendre, demander conseil à qn. • iemand raadplegenconseil judiciaire • curatorconseil de discipline • tuchtraadconseil d'Etat • Raad van Stateconseil de guerre • krijgsraadconseil des ministres • ministerraadConseil de Sécurité • Veiligheidsraadtenir conseil • overleg plegen→ nuitm1) raad(geving), advies2) raadsman, adviseur3) raad, bestuur -
20 crever
crever [krəvee]1 barsten ⇒ opengaan, door-, losbreken, (open)springen3 doodgaan 〈 van plant, dier〉 ⇒ 〈 informeel〉 creperen 〈 van mens〉 ⇒ stikken 〈door hitte enz.〉 ⇒ sterven♦voorbeelden:faire crever du riz • rijst laten wellencrever d' ennui • zich doodvervelencrever de jalousie • stikjaloers zijncrever de santé • blaken van gezondheidII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kapotmaken ⇒ (door)breken, openmaken, een gat maken in♦voorbeelden:crever un pneu • een band kapotsteken♦voorbeelden:v1) barsten, opengaan3) doodgaan, creperen6) afpeigeren
См. также в других словарях:
mens rea — / menz rē ə, rā / n pl men·tes re·ae / men ˌtēz rē ˌē, men ˌtās rā ˌī/ [New Latin, literally, guilty mind]: a culpable mental state; esp: one involving intent or knowledge and forming an element of a criminal offense murder contains a mens rea… … Law dictionary
Mens Sana Monographs — Abbreviated title (ISO) Mens Sana Monogr … Wikipedia
Mens (Mythologie) — Mens ist in der römischen Mythologie die Personifikation des Denkens und des Bewusstseins, sie ist auch bekannt unter Bona Mens, als der Personifikation der menschlichen Seele.[1] Nach der Niederlage des Konsuls Gaius Flaminius in der Schlacht am … Deutsch Wikipedia
Mens Sana Basket — Leagues Serie A, Euroleague Founded Athletic Club: 1871 Basketball Club: 1893 Histor … Wikipedia
Mens, Isère — Mens … Wikipedia
Mens Sana Basket Siena — Gegründet 1861 Halle Pala Sport Mens Sana (7025 Plätze) Homepage menssanabasket.it Präsident … Deutsch Wikipedia
Mens Sana Basket Siena — Liga Lega Basket Serie A Fundado 1883 Pabellón Palasport Mens Sana … Wikipedia Español
Mens sana in corpore sano — (a sound mind in a healthy body) is a famous Latin quotation, often translated as A sound mind in a sound body. There is also a sports equipment company with a name based on a twist of this quotation. [Asics] is an acronym of the Latin phrase… … Wikipedia
Mens sana in corpore sano — ist eine lateinische Redewendung. Sie bedeutet „ein gesunder Geist in einem gesunden Körper“. Inhaltsverzeichnis 1 Herkunft 2 Rezeption 3 Sonstiges 4 Weblinks … Deutsch Wikipedia
Mens rea — es un término latino (que se puede traducir como mente culpable ) utilizado en el derecho penal. La prueba estandar en el derecho anglosajón para determinar la responsabilidad criminal se suele expresar con la frase latina, actus non facit reum… … Wikipedia Español
Mens — bezeichnet: Mens, Personifikation des Denkens, Bewusstseins und Verstandes, siehe Mens (Mythologie) Mens (Isère), Ortschaft in der französischen Region Dauphiné Kanton Mens, ein Kanton im französischen Arrondissement Grenoble … Deutsch Wikipedia